Ik zoomde in op het beeld. Het kon toch niet waar zijn? Dat huis herkende ik uit duizenden. Het had geen voordeur, nou ja wel een pui maar waar je een deur verwacht hing een dik gordijn te wapperen. Puur uit melancholie had ik de naam van het Italiaanse dorpje waar ik als kind woonde opgezocht.
'Met haar dood is mijn stukje geschiedenis in rook opgegaan'
Ik zag het typische aangezicht van de oude stadskern, dat midden in de Apennijnen tegen de heuvels afstak, in de afbeeldingen. Maar mijn ogen werden afgeleid door het beeld rechtsonder: het huis in een advertentie van een dorpsmakelaar.
Het huis met het wapperende gordijn staat te koop en, stond toen we er in de jaren tachtig woonden precies zo bij als op de foto. Dat is het mooie aan Italië, daar verandert zelden iets (goed of kwaad). Als je dus na zoveel jaar terugkeert is er nauwelijks iets veranderd. Achter de wapperende gordijnen woonden destijds twee zussen, die in mijn herinnering altijd beneden stonden te stomen en te strijken. Als je het gordijn voorbij was stond je meteen in het kleine bedrijf dat propvol kleding hing. Het huis stond iets verder in onze straat, meer richting de berg, dan ons hoekhuis. Hoe heette onze straat ook alweer? Ik kan er niet op komen.
Ik appte mn broer en stuurde de foto. “Kijk dan, dat is toch bij ons om de hoek? Het huis ziet er nog steeds hetzelfde uit en het staat te koop.” “Eh ik weet het niet meer zo goed”, reageert hij. “Je weet wel”, app ik “van die dames die daar de hele dag broeken stonden te strijken.” “Mm”, twijfelt hij. “Ik kan het me niet herinneren.” Ook typisch Italiaans, in die tijd zeker: mannen en vrouwen deden bijna alles gescheiden. Zo ook meisjes en jongens. Vandaar dat ik in Italië vaker met mijn moeder op pad was en onze herinneringen uit die tijd synchroon lopen.
Er is dus maar een persoon die precies weet of dit het stomerijhuis is: mam. Ook toen ze dementeerde wist ze feilloos alles uit mijn jeugd. Het lange termijngeheugen deed het tot haar dood belachelijk goed. De keukenboer die in de jaren zeventig een granitovloer legde, de vieze klusjesman van de buren en voorzitter van de oudervereniging op de lagere school; ze had hun namen zo paraat.
Zij had zeker geweten hoe de vork in de steel zat als ik haar een foto van het huis had laten zien. Ik kan niet checken of de herinnering klopt. Met haar dood is dat stukje geschiedenis uit mijn jeugd verdwenen, in rook opgegaan. Mam zou heus weten hoe het meisje heette, met die dikke lippen die achter ons woonde, op wie mijn broer verliefd was. Of was zij verliefd op hem? En verdorie, hoe heette onze straat ook alweer?
Als ik ’s avonds in bed een boek lees, zoek ik in m’n nachtkastje tevergeefs naar een boekenlegger. Wat ik wel vind, is een armband van mam, die ik kort na haar sterven in de lade heb gelegd omdat ik er niet goed naar kon kijken. De bijbehorende ketting is bij mam in de kist gebleven. Het emotioneert me omdat de armband, anderhalf jaar na haar dood, nog naar mijn moeder ruikt. Het is een poederachtige, kruidige geur. Na een huilbui val ik in een diepe slaap. Wat volgt is een bizarre droom. Iets met vogels, op reis gaan en op de achtergrond loopt m’n moeder, al is het meer in de vorm van een schaduw. Een terugkerende figurant in elke scène van de droom. Dan loopt ze ineens op me af. Ze spreekt maar ik hoor niks. Dan word ik abrupt wakker. Het eerste dat door mijn hoofd schiet is Via Luigi Solidati Tiburzi.
Dat is de naam van de straat.
Maaike voelt dat haar vader afscheid neemt: 'Bij elk vertrek vrees ik dat het de laatste keer is dat ik hem zie'Lees ookMaaike Olde Olthof
Maaike Olde Olthof is columnist bij LINDA.nl. Ze heeft twee tienerdochters in huis, een driedubbele sandwich als levensfase en een gloeiende hekel aan huishoudelijke taken.
Ze is auteur van Wat een Scheidboek. Het rommelige co-ouderschap en het single veertigplus-zijn geven genoeg inspiratie voor een roman of twaalf.