“Ach…”, zegt mijn moeder, terwijl ik een poging waag de sjaal die ze met zich meezeult en waar ze zowat over struikelt, om d’r nek te leggen. “Ik wil straks wel terug naar mijn vriendinnetje.” Het ontroert me.
Het tehuis waar mijn moeder verblijft is een gesloten inrichting en toch denkt het gros van de bewoners er tijdelijk te zitten. “Wil je de poort openen?”, vraagt de vrouw die hier standaard rondjes door de tuin loopt. Maar de poort zit dicht en heeft een code. En ook al zegt de vrouw dwingend dat ze “nu écht naar haar moeder in Harderwijk moet”, die code zal zij nimmer krijgen.