‘Hoi mam. We zijn er bijna.’ Die karakteristieke stem, altijd kraakhelder. Ik heb uren gewacht in de haven en ben doorweekt. Het was kantje boord of Charlie na een week kamp überhaupt de oversteek kon maken.
Het stormde en toch kampte de veerdienst met laag water. Iets met een unieke oostenwind die zelfs het journaal haalde. Hebben wij weer, dacht ik. Drie keer appte ze me vanuit de vertrekhaven: ‘Ze gaan het nog een keer proberen.’ De boot had moeite van de kant te komen.