De straat waar ik woon, is er een naar typisch Nederlands voorbeeld. Het wordt bewoond door een allegaartje van mensen; oudere stellen, jonge gezinnen en alleenstaande ouders met tieners.
De een is welgesteld, de ander minder welgesteld.
De straat waar ik woon, is er een naar typisch Nederlands voorbeeld. Het wordt bewoond door een allegaartje van mensen; oudere stellen, jonge gezinnen en alleenstaande ouders met tieners.
De een is welgesteld, de ander minder welgesteld.
Wat me de laatste tijd opvalt is de dichtheid van katten. In de straat is het qua poezenverkeer nogal druk en aangezien katten territoriaal zijn, lopen de bitchfights behoorlijk uit de hand. Vooral ’s nachts, als ze minder op fietsers en auto’s hoeven letten, hoor ik ze regelmatig krijsen, grommen en blazen.
Nu is het geen klaagzang, ik heb namelijk zelf twee katten. Lex, vernoemd naar Alexander de Grote, is een imposante, rode Maine Coon en veruit de mooiste van de straat. De enige plek waar hij buitenkomt is in mijn ommuurde achtertuin. Hij lijdt aan kleinheidswaanzin, terwijl hij immens is en zeker een kilo of negen weegt. Dat betekent dat hij denkt dat een sprong over de muur niet binnen z’n bereik ligt, maar hij hoeft maar een voorpoot uit te strekken of hij staat bij de buurvrouw in de tuin.
Naast katten- ben ik een hondenbezitter en daar zijn er in mijn straat een stuk minder van. De vier honden kennen elkaar allemaal en er zit geen lastige tussen, al geloof ik dat mijn eigen Teddie het meest blaft. We noemen haar thuis niet voor niets de wijkagent, ze moppert al als een van ons de huiskamer verlaat om naar boven te gaan.
Vanavond kwam ik tijdens het rondje met Teddie de overbuurman en zijn labrador tegen. De honden, beide aangelijnd, begonnen meteen vrolijk te spelen. Wij kletsten over onze viervoeters, want zo doen eigenaren dat, en terwijl we keuvelden, zag ik dat Ted een beetje rare sprongen maakte. Ze hield een poot op haar snuit, liep weg en als ze omdraaide deed ze twee poten over haar snuit.
“Mm…”, zei ik. “Wat doet ze gek.” De labrador, lamme goedzak, speelde lomp door en stootte Teddie aan. Maar zij reageerde niet. “Ze heeft vast iets in haar bek”, zei ik terwijl ik Ted, een handzame cockerspaniël, voorzichtig optilde. Zelfverzekerd zei ik tegen de buurman: “Als je haar optilt laat ze het wel los.” Niet dus. Teddie smakte en bleef maar smakken, ze leek duidelijk in nood.
Toen schoot ik in paniek. “Heb je wel eens een vinger in haar keel gestoken?” vroeg de buurman rustig. “Jazeker, maar ik heb kleine vingers dus dat ging niet helemaal lekker. Wil jij het anders even proberen?” De vraag was eruit voordat ik het doorhad. Maar hey, ik wilde niet dat mijn hond vlak voor mijn neus stikte. De buurman knikte. Ik hield zijn labrador, die nog steeds vrolijk aan het dartelen was, in bedwang, terwijl hij bij Teddie knielde. Hij stak een vinger, of twee, tot ver in haar strot. Kort daarna hoestte Teddie er een bruine rochel uit, voor mijn neus op de stoep.
Mijn datingsite-ellende: 'Mannen zijn jaloersmakend zelfverzekerd, ongeacht brasem, badslippers en Han solo-schuilnaam'Lees ook“Eh… bedankt”, stamelde ik. Ted kwispelde rustig, de staart nog laag.
“Volgens mij lucht het haar wel op”, zei de buurman onbewogen. Ondertussen haalde hij met zijn droge hand een zakdoekje uit zijn jas waar hij rustig zijn natte vingers mee schoonmaakte. Ik scheen met het lichtje van de iPhone in de kots en ontwaarde een wit object. Het leek op een steen maar het had ook een stuk kauwgom kunnen zijn. Helaas ben ik niet goed in andermans braaksel, ik voelde m’n eten al in de slokdarm branden terwijl ik op het witte onding inzoomde.
“Superbedankt. Echt”, zei ik, terwijl ik de labrador aan de buurman teruggaf en mijn telefoon in mijn zak stak. Ik moest me zo snel mogelijk van het ranzige schouwspel afwenden, anders lag er subiet nog een kotsje bij.
Een uur later lag ik op de bank met Teddie, die nog redelijk suffig keek. Vlak voor ons op de grond zat kater Lex, die voorzichtig aan de hond z’n hangende oor rook. Hij schatte de afstand in om op mijn schoot te eindigen maar besloot niet te springen. “Mietje”, mompelde ik. Hoewel het een raar setje huisdieren is, ben ik vooral dankbaar voor hun aanwezigheid. Ik besloot de buurman een appje te sturen en nogmaals te bedanken voor zijn ‘intieme service’. Beter een goede buur dan een verre vriend, geldt dus ook voor honden.
Gedumpt via televisie: 'Al zappend zag ik mijn partner in een datingprogramma'Lees ookMaaike Olde Olthof is journalist en schrijver bij LINDA.nl. Ze heeft twee tienerdochters in huis, een drie-dubbele-sandwich als levensfase en een gloeiende hekel aan huishoudelijke taken.
Ze is auteur van Wat een Scheidboek. Het rommelige co-ouderschap en het single veertigplus zijn geven genoeg inspiratie voor een roman of twaalf.