Op dag zeven van de vakantie ben ik het zat: de conversaties met en van m’n dochters. Van ‘bro dit, satisfying dat’, wie welke hengst in Rival Stars Horse Racing verkoopt tot hoe de jongens van het andere Nederlandse gezin in het hotel heten (want zelf vragen: ho maar).
Tel daar de gezinsdynamiek met een puber (“Mam, heb jij m’n oortjes, oplader, lipgloss gezien?”) bij op en het gebrek aan diepgang is compleet. Ik kan inmiddels hele kwartetten in m’n iPhone aanleggen van muggenbulten maat XXL, Aperol-Spritz-varianten en onderkin-selfies vanuit de strandtas.
Wat me wel verrast is de ‘Mama mama’-fase die plots terug is. Ik hoor het, sinds onze aankomst in Toscane, de godganse dag. Daarom sprak ik vanochtend met ze af: per dagdeel mag je vijf keer mama roepen. “Waarom?”, vroeg Charlie verbaasd. “Je bent toch onze mama?” “Klopt, maar je hoeft niet bij elke scheet die dwars zit te gillen. Bovendien heb ik ook vakantie. Ik wil een tijdschrift lezen of tien minuten de ogen kunnen sluiten als we op het strand zijn.”