Voor het eerst sinds we in 2017 ouders werden, gingen we samen een heel weekend weg. Zonder de kinderen welteverstaan.
Er was een hele logistieke operatie opgetuigd.
Op vrijdagochtend hadden wij voor het krieken van de dag een vlucht gepland staan, dus werden ze door schoonzus en zwager naar school gebracht. Daar zouden ze dan door mijn moeder opgehaald worden en met haar mee richting haar huis. Op maandagochtend leverde zij ze weer af op school, waar wij ze dan weer zouden ophalen.
En dat was alleen nog maar wat er gepland moest worden wat het kroost betrof. Ook andere zaken waren tot in de puntjes uitgedacht. Er was een parkeerplek gereserveerd op de luchthaven, ook omdat we daar al om vier uur moesten zijn, al twee dagen voor vertrek was de koffer gepakt en er was zelfs een tijdslot gekozen om door de douane te gaan. Dat is een tip die ik kreeg van een collega: er is een speciale rij voor mensen die zo’n boeking hebben. Mocht het onverwacht krankzinnig druk zijn, dan hoefde ik alsnog niet te stressen of we onze vlucht wel zouden halen.
Om vijf over vier in de ochtend stuurde ik de auto richting slagboom van de parkeergarage. Deze zou automatisch open moeten gaan, maar er gebeurde niets. Ik reed achteruit en probeerde het nogmaals, maar weer bleef de poort gesloten. Een blik op de boeking leerde me dat deze kenteken-afhankelijk is en ik was drie dagen voor deze trip van auto gewisseld.
Het nummer dat bij vragen gebeld kon worden bleek niet bemand op dit tijdstip. Dus reed ik naar ‘kort parkeren’ waar ik gewoon een kaartje kon trekken en naar binnen mocht. Dit was wel een stuk duurder. Dus de kosten die al gemaakt waren voor de boeking, opgeteld bij wat dit zou zijn voor vier dagen, stonden we zonder ook maar een centimeter van Schiphol te zijn geraakt al vijfhonderd euro in de min. Super.
Niet meer gewend aan gebroken nachten en na dit financiële debacle gingen we eerst op zoek naar een bakkie troost. In de rij voor koffie, het was inmiddels twintig over vier in de ochtend, stond ik achter twee jongens van een jaar of twintig, waarvan één met een gouden tand. “Hoe skaffa ben jij?”, vroeg hij aan de ander. Van mijn tijd als gangster wist ik dat skaffa een ander woord is voor stoned zijn. “Ik weet niet man”, zei zijn medereiziger. “Ik denk driekwart.”
Even was het stil. Toen zei glimtand: “Nee, ik bedoel op een schaal van 1 tot 10.” “O, dan denk ik een goede acht.” Let wel, het was nog geen half vijf ‘s ochtends. Er werd meermaals geroepen dat de koffie klaar was, maar niemand reageerde.
Ik tikte één van de twee heren op hun schouder en vroeg of het misschien hun bestelling was die daar stond te wachten? Dat bleek inderdaad het geval. Toen ze wegliepen, hoorde ik de één tegen de ander zeggen: ” Hoor je dat? Die gast spreekt gewoon Nederlands.”
Jan Versteegh is presentator, podcastmaker en schrijver. Hij woont samen met vrouw Dieuwertje en dochters Lulu en Bella. Hij is auteur van Doodmoe & dolgelukkig. Het boek geeft een eerlijk inkijkje in het vaderschap. Op deze plek zal Jan wekelijks zich druk maken en verwonderen.