Het was een van die verhalen over palliatieve zorg die me het afgelopen jaar niet losliet. Een stervende weldoener uit de gemeente Bloemendaal, een van de rijkste dorpen van dit land, had besloten om zijn villa in een van de rijkste straten van dit land na te laten met een maatschappelijk doel: de villa zou omgetoverd worden tot een hospice met meerdere kamers en ook gastenkamers voor familieleden.
Het ging niet door, want buurtbewoners hadden bezwaren. Niet omdat ze vreesden voor de kwaliteit van zorg of de aanpak van de organisatie. Nee, de bezwaren kwamen uit een verrassende hoek: ‘Onze kinderen zouden misschien stervende mensen kunnen zien.’ ‘We hebben last van nachtlampjes.’ ‘De rouwauto’s zullen te vaak door de straat rijden.’