“Ik vind de vrouw van P. een mooie vrouw”… “Vind jij niet?”, vraag ik mijn geliefde met klem als hij weinig antwoord geeft.
Hij kijkt me achterdochtig aan: “Ja, hoezo?”
“Zomaar…”
“Nee. Waarom vraag je dat zo nadrukkelijk?”
Hij is op zijn hoede, want hij weet dat ik strikvragen stel.
“Vertel, wat zit je uit te pluizen…?”, vraagt hij. Hij kent me langer dan vandaag en weet dat ik soms een achterliggend motief heb.
Naast een beetje spielerei en oprechte interesse, kan dat inderdaad zo zijn, namelijk; jaloezie. Een vreselijk lelijke eigenschap die ik dacht te hebben overwonnen. Dus niet. Ik ben jaloers. Onvoorspelbaar jaloers. Want soms helemaal niet, en soms schiet het erin. Als een bliksemschicht.