Op mijn tiende kreeg ik, na maandenlang zeuren bij mijn ouders, eindelijk mijn felbegeerde huisdieren: twee dwerghamsters die ik – hoewel de dierenwinkel ons had bezworen dat het twee meisjes waren – Ot en Sien doopte.
Ik wilde de hamsters zo graag omdat mijn beste vriendinnetje destijds er ook eentje had gehad, een koddig diertje dat in je nek kroop als je ‘m op schoot zette en met zijn twee kleine handjes smakkend een maiskorrel oppeuzelde als je hem die gaf.