In telefooncontact met jonge collega’s verstuur ik liever spraak- dan tekstberichten. Voor je het weet heb je, vanwege je belabberde kennis van WhatsApp-etiquette, een millennial op z’n lange tenen getrapt.
Ik appte Cato, de leuke stagiair op het werk, dat ik wat later zou zijn. De trein had vertraging. De rest van de ochtend ontweek ze me als een besmettelijke ziekte. Vrolijk vroeg ik, op weg naar de keuken, of ze ook een kop thee wilde. “Lekker. Ik dacht dat je boos was.” De verbazing viel van mijn gezicht te lezen. “Hoezo?” “Je gebruikte een punt toen je me appte, dus ik dacht: die is boos.” Ik lachte keihard en zei: “Maar dat hoort er te staan, hè? Een punt aan het einde van een zin.”